Ammerlaan

Texts for HEAO Arnhem internet programme


De tekst hieronder is een hypertext versie van een gedeelte van een artikeltje wat ik in het HEAO Arnhem Info blad heb gezet van Juni 1996 (Copyright).
Een engelstalige versie is ook aangegeven.
Ook staat hieronder materiaal wat geschreven is over robotten op het Net, beleidsplannen die nodig zijn, en een pleidooi voor communicatieverbetering. Ook staat er een stukje over angst voor ICT in het hoger onderwijs, en kun je klikken naar een oud werkplan ICT (English) voor de HEAO.
Onderaan vind U een lijst van criteria waaraan software in het onderwijs moet voldoen.

ICT op een HEAO

"De heer Veltman van het Ministerie van OC & W (veltman@inter.nl.net) zag als taak voor de overheid om het innovatieproject te stimuleren, bijscholing te verlenen, en budgetaire en andere randvoorwaarden te kweken die kennisoverdracht bevorderen. Het management van een school moet in de toekomst de docent begeleiden in diens investeringen om innovatief te werken, naast aanpassen van het curriculum en structuur van een school. Informatie hierover is te vinden op het internet bij het OCenW-plein, CFi-loket en het BVEnet. Zijn instituut SENTER in Den Haag en Zwolle is het centrum waar de overheid informatie geeft over subsidies, onderzoeksgelden over toepassingsprojecten, regels en informatiebronnen voor catalogie van leermiddelen, toetsen op afstand en ervaringen van andere tele-docenten. Zo heeft men een afdeling Educatieve Technologie, en ook een Multimedia Centrum voor Nederlands als Tweede Taal.

Waarom is computerisering van het beroepsonderwijs eigenlijk nodig? Zoals hierboven reeds gezegd, de wereld veranderd voortdurend. Drie soorten redenen werden voornamelijk aangereikt: Ten eerste, zorgen voor een betere aansluiting bij het beroepsonderwijs.
Zo kunnen studenten via een internet correspondentie een bedrijf 'bezoeken', kan een bedrijf via internet aangeven wat een stagiair bij hun zal doen en wat ze zullen leren, en kan een docent zijn/haar student begeleiden via rapporten en commentaren die over en weer worden gestuurd. Dat scheelt tijd voor de stagair, terwijl het midden en kleinbedrijf gestimuleert wordt om ook globaler te denken en zich internationaal te orienteren.
Ten tweede is het een middel om de instelling van de student te veranderen: van passief naar een instelling van 'leren leren', en bewust keuzes maken aan de hand van informatie op internet. Telematica lijkt de kwaliteit van het onderwijs belangrijk te kunnen verbeteren door bijv. simulatie van beroepen in software, het aanreiken van voorbeelden uit de praktijk via virtual reality, het aanleren van kennisvergaren bij de student, het ontwikkelen van beroepsdidactiek, het aanleren van distributed teamwork waarbij experts elkaar aanvullen en het beter aansluiten op de verschillende leerstijlen van studenten binnen een groep en het aanleren dat studenten elkaar assisteren. Via Internet/CD ROMs is snel informatie te bereiken en op te halen, snel samenhang en verschillen aan te geven, en is lesgeven en toetsen op afstand mogelijk (tele-leren).
Dit leidt tot hen derde punt, het optimaliseren van de kwaliteit van organisatie en onderwijs. Colleges volgen via Internet kan studenten helpen om een specifiek vakkenpakket te volgen wannneer en waar hun dat schikt. Enige voorbeelden van een dit tele-leren via Internet cursussen bestaan op de Hogeschool Utrecht (Hans), TU Eindhoven en de Universiteit twente (Collins). Op deze manieren raakt een instituut de student niet kwijt aan LOI instellingen.

Kijkt U zelf maar eens bij een aantal voorbeelden voor tele-colleges die er al een tijdje zijn. Mevr. Collis (collis@edte.utwente.nl) illustreerde haar colleges die ze via het internet geeft in Twente. Deze bestaan uit het aanbieden van leerstof (met verwijzingen daarin naar Internet plaatsen waar nog meer achtergrondinformatie staat) en oefeningen om te kijken of het materiaal begrepen wordt, aparte oefenmateriaal, materiaal voor een oefengroep en toetsen. Haar studenten zitten verspreid over Europa, en sturen hun vragen en oefenmateriaal door aan Mevr. Collis die dit van kommentaar voorziet. De studenten werken in kleine teams om mekaar te motiveren. De ervaringen zijn goed: studenten werken snel met recent materiaal, en door de 'links' in de teksten wordt de samenhang in de stof snel duidelijk. Nadeel is dat het systeem zo populair is dat soms het systeem 'crashed', dat de studenten hier geen logbook bijhouden zodat de docent weet wat hij/zij al gedaan heeft, en dat het werk nog niet algemene commentaren heeft gebruikt die voor alle studenten gelden. Dat gebeurd vanaf volgend jaar.

In Antwerpen bij Dr Debra's cursussen heeft men veel meer ervaring opgedaan, waarbij studenten passwoorden krijgen, hun ervaring kan worden gevolgd, en meer in team kunnen werken. Opvallend was overigens hoeveel hogescholen hun PR pagina opzet door hun eigen studenten laten doen, onder toezicht van docenten. Zo doen de studenten ervaring in PR-werk, teamwerk en voorlichting, en krijgt de school een permanent, goedkoop en flexibel gezicht wat internationaal toegankelijk is. Kijk maar eens bij voor een voorbeeld).

Sinds begin dit jaar zijn 150 scholen in Europa met elkaar in Internet contact via het Web for Schools programma. Scholen in het voorgezet onderwijs hebben PCs, Internet aansluitingen en eigen toegang gekregen waarmee een berg ervaringen zal worden gegenereerd voor overige middelbare scholen in 1998. Dit zal onder andere bestaan uit een Internet Starters Kit een een Handboek waarin alle aspekten van het opstarten en werken met internet voor leerlingen staat vastgelegd. Toekomstige HEAO instroom zal dus al ervaring hebben met Internet.

Naast de al genoemde cursussen zijn er cursussen wisjunde , woordenboeken in diverse talen , Engelse lessen idioom en fluency en in schrijfvaardigheid, Nederlands als tweede taal en algemene educatieve informatie , geschiedenisof patientenzorg of gewoon Internet in het onderwijs in het buitenland en Internet in Nederland . Een groter overzicht van Internet cursussen vindt U onder http://lenti.med.umn.edu/%7Emwd/courses.html en voor COO in taalonderwijs.
Een uitnodiging voor docenten en managers om eens de gedachten te laten gaan over een belangrijk stuk vernieuwing in het onderwijs zit impliciet in het hierboven beschreven verhaal. Graag wacht ik uw reaktie af." (HEAO Info, Juni 1996)


STUDEER-POLITIE OP HET INTERNET?



Het internet wordt soms gezien als bedreiging. Een van de argumenten die tegen het Internet worden gebruikt is dat het helemaal 'open' staat: alles kan en maag. Een veel gehoorde opvatting, die echter niet geheel strookt met de praktijk. Er bestaat namelijk wel degelijk een etiquette op het net, waardoor men er toch van weerhouden wordt om bepaalde informatie publiek te maken.
Een andere reden is dat het Internet onveilig zou zijn. Allerlei virusen en vreemde programma's zouden zomaar van je PC een puinhoop kunnen maken. Ook dat klopt niet helemaal: of je informatie via een floppy, kabel of het internet op je PC zet, je moet altijd eerst scannen voor virussen. Het ligt dus duidelijk aan jezelf of er iets gebeurd. Op de tweede plaats zijn er in het Internet allerlei beveiligingen ingebouwd. Deze 'firewalls' stoppen wel degelijk ongewenste informatie.
Een ander argument is dat het internet ongestructureerd is. Is dat en bedreiging? Hoeft niet. Het ligt helemaal aan je eigen instelling. Stel je geeft studenten een opdracht om iets uit te zoeken op het Internet, en ze komen met iets aan waar jij nou net aan gedacht hebt, dan kan dat een leuke aanvulling voor jezelf zijn, een verrijking van je eigen vakkennis. Tenslotte is het niet anders in een conventionele bibliotheek: ook daar komen studenten vaak met iets op te proppen waar jij nog niet aan gedacht hebt.
De bovenstaande bezwaren zijn niet helemaal ongegrond: het World Wide Web is gigantisch, en dat maakt het minder toegankelijk dan gewenst. Daarnaast is het intussen een 'World Wide Waiting' geworden door de enorm gestegen vraag.
Een kernvraag bij het educatief gebruik van het Internet is daarom: hoe hou ik mijzelf op de hoogte van wat er zoal aan aanbod is? Waar vind ik de cursus die bij mij past, en het cursusmateriaal wat mijn leerlingen aanspreekt?
Een andere is de vraag in hoeverre men de kostenaspecten zo klein mogelijk kan houden door niet alles handmatig te moeten opzoeken.
Een mogelijkheid is om zogenaamde 'agenten' te gebruiken, ook wel 'bots' genoemd. 'Bots' komt van 'robots', want het zijn internet programma's die zelfstandig een bepaalde taak op het internet voor je uitvoeren. Zo blijft er meer tijd over voor het gebruik van de gevonden informatie. 'Agenten' zijn dus programma's die helpen bij het zoeken naar informatie, en daardoor het leerproces beter stroomlijnen. Zo zijn er agenten die via het onthouden van hoe een individuele leerling het internet gebruikt analyseert hoe deze leerling leert, en hierop het aanbieden van andere leerstof afstemt. Een andere agent controleert de vorderingen, en weer een andere agent onderzoekt de nieuwsrubrieken en brengt deze naar uw PC wanneer u dat uitkomt. Een soort butler dus.
Een overzicht van deze agenten vind u op http://www.botspot.com, op http://www.broadcom.ie/~fs/agents.html en http://www.cs.umbc.edu/agentslist/archive/. Achtergrond informatie over een conferentie over 'agenten' staat op http://www.isi.edu/isd/agents97/info.html en http://www.cs.washington.edu.research/projects/softbots/www/projects.html.
Gebruik deze hulpmiddelen wanneer u van plan bent een cursus aan te bieden via het HEAO intranet, en het scheelt handenvol geld. En kostbare tijd.
Tom Ammerlaan (HEAO Info, mei 1997)

OVERVOLLE PAPIERDOOS: INTERNE COMMUNICATIE OMDRAAIEN?



Dit jaargetijde is extra druk, niet alleen vanwege de afronding van de lessen, de laatste tentamenrooster en dan ook nog een herkansingsronde, maar ook vanwege de papierlading. De ene dikke envelop is nog niet bekeken of de volgende lading ligt reeds op mijn deurmat. Niet in het postvakje, gelukkig, want door de veelzijdige bezigheden in de diverse gebouwen lijdt mijn postvakje aan grove veronachtzaaming. En dan is er irritatie bij die berg die thuiskomt waar ik doorheen moet worstelen voor drie weetjes, en de droefheid over de hoeveelheid bomen die steeds maar weer opgeofferd moeten worden.
Natuurlijk wil ik best regelmatig op school zijn maar de ergernis om dan te moeten wachten op collega's die de faciliteiten ook gebruiken wint het van mijn geduld. Zoeken naar de juiste persoon voor mijn oh-zo dringende vraag valt ook tegen, want de persoon is of bezet, of ergert zich dat de zoveelste diezelfde vraag weer stelt. In die wachttijden ga ik prakkizeren over hoe het anders kan. Niet omdat ik iemand wil aanvallen, maar omdat ik actief wil meedenken en meedoen aan verbeteringen.
Terug naar het doel van de school: wat willen we met z'n allen. Een beleidsdoel is het om goed, actueel en adequaat onderwijs te verstrekken. Dat vereist doelmatig lesgeven en zich flexibel instellen in een snel veranderende maatschappij. Dat moet want anders leveren we over een paar jaar studenten af met verouderde kennis en vaardigheden. Hogeschool docenten moeten daarom ook flexibel zijn en actief de maatschappelijke/ bedrijfsontwikkelingen volgen. Een subdoel van een Hogeschool is dus mijns inziens dat de medewerkers zich blijven ontwikkelen.
Verbeterde communicatie, van berichten en van ontwikkelmogelijkheden, zou bereikt kunnen worden door de medewerkers zelf informatie te laten opzoeken. Tenslotte willen we dat ook van onze studenten: mondjesmaat invoeren van informatie via een studiewijzer of andere structuur zal in een bedrijf hel weinig voorkomen (ik zeg 'heel weinig' want mijn ervaringen met het Nederlandse bedrijfsleven zijn beperkt, en je weet dus maar nooit).
De oplossing lijkt eenvoudig: laat de gebruiker de informatie zelf opvragen, zelf keuzes maken en zelf verantwoordelijk zijn voor zijn of haar carriŠre. Hoe zou dat nu kunnen?
Op de eerste plaats stel je een netwerk op samen met de gebruikers, waarin aangegeven wordt aan welke informatie steeds behoefte nodig is. Je kunt bijvoorbeeld besluiten om informatie die je meer dan 10 keer hebt verteld of die je aan meer dan 10 personen wilt mailen/sturen, dat die informatie op een virtueel netwerk komt te staan waar iedereen ten alle tijde bij kan.
De toegang kan bijvoorbeeld als volgt worden verkregen: de medewerkers kopen/leasen zelf een PC met CD ROM, Modem en de rest, waarbij het bedrijf de inbelkosten op zich neemt. Je belt ds naar het bedrijf, en de computer daar belt je terug. De medewerkers worden door hun investering veel meer betrokken in het bedrijf, want ze willen waar voor hun geld. Dat is op zich al een plus punt. In de praktijk vallen e kosten mee: bedrijven met zo'n systeem maken inbelkosten van 200,- per week voor hun personeel, en tegen de tijd dat dit verhaal uitkomt zijn de Pentium PCs verder in prijs gedaald (tip: wacht tot na de zomer met uw aankoop).
Natuurlijk moet je je netwerk waar je van buiten af op komt goed beschermen, en je moe ervoor zorgen dat je alle informatie kwijt kunt (gemiddeld zo'n 2000 pagina's).
Zo'n pagina ziet er verschillend uit per afdeling, buro en categorie, maar allen dragen het logo van de school, allen hebben een tellertje om te kijken hoe vaak het gebruikt wordt, en allen zijn door de baas van het netwerk gescreend, zodat er voldoende informatie op staat in goede lay-out.
Hoe kom je aan de informatie? Iedere afdeling heeft wel iemand die wel eens iets voor het personeelsblad, een brochure, en studiewijzer, een tentamenburo of andere 'klant' typt. In principe is dus alle informatie aanwezig. Nu zou je studenten van Roderick of andere groepen kunnen vragen om wat voor hun belangrijk is aan te geven en aan te leveren. En dan gaat een PR specialist het rubriceren.
In 'nieuws' staan korte verhaaltjes (15 regels) over wat er zoal in elke afdeling gebeurt. Wil je meer details, dan klik je door naar het hele rapport. In 'afdeling' staan achterliggende informatiepagina's voor en selecte groep lezers. In 'algemene diensten' biedt PZ informatie aan over zwangerschapsverlof salarisuitbetaling, reiskosten, WAO-gat, interne vacatures en andere zaken, naast berichten van de FR en aanbiedingen uit de HEAO winkel. Ik vond namelijk laatst nog een lijstje adressen waar HEAO medewerkers op vertoon van hun pasje korting krijgen. Heeft U dat lijstje nog? In 'overzicht' staat wie welke functie heeft en hoe ze zijn te bereiken. En dan is er nog 'Forum' waar discussiestukjes staan over specifieke onderwerpen.
Toekomstmuziek? Nee hoor. Veel bedrijven gaan hiertoe over, om de volgende redenen:
1. Interne communicatie verbeterd aanzienlijk en wordt goedkoper,
2. De kosten van kantoren en verwarming zakken.
3. De betrokkenheid van de medewerkers is groter: men levert actief informatie aan, en kiest zelf de informatie van belang.
4. kennis wordt niet meer in iemands hoofd bewaart, maar is algemeen beschikbaar.
Dat laatste is meteen het grote probleem voor managers. Vooral middel-managers zien zo'n kenniscentrum als bedreiging omdat ze namelijk niet meer als onmisbaar worden gezien. Sommige zien het als en nadeel dat medewerkers zelf inzicht krijgen in de bedrijfsvoering.
Er zijn dus een aantal voorwaarden: zorg voor ondersteuning van het management van je visie. Management ondersteund de ommezwaai met technologie en met het mobiliseren van de medewerkers. Ze moet snel reageren om de ommezwaai naar een beter communicatiesysteem snel te bewerkstelligen, om zoiets te krijgen in de sfeer van 'goh, werk jij nog steeds met het oude systeem?' onder de medewerkers. Daarvoor moet er een beleidsplan komen. Daarnaast moet naast het mobiliseren een gebruik van het nieuwe systeem worden afgedwongen. Een manier is om geen post meer thuis te sturen en geen personeelsblad te verzenden. Een ander is om zeer actuele informatie op het kennissysteem te hebben, en verouderde informatie rond te sturen. Uit ervaring blijkt dat alleen dan het systeem succesvol ingang zal vinden. Er zijn voorbeelden te over. Heeft U al op http://www.fbl.eur.nl/sin/welcome.html#studie gekeken? De Erasmus Universiteit is flink aan de weg aan het timmeren, in navolging van de Open Universiteit. Laat u eens inspireren door het 'Drs 2000' plan van hun om in het jaar 2000 40% van de collegestof door de studenten te laten vergaren via on-line archieven, project-omgeving en cases. Lokaal 204a heeft de hardware om daar rond te surfen.
De kosten voor de nieuwe technologie in het onderwijs en communicatie zijn moeilijk te berekenen: wel is het zo dat door het achterlopen van de HEAO op andere hogescholen we dankbaar gebruik kunnen maken van de lessen die anderen geleerd hebben, zodat we met plakken en knippen veel goedkoper uit zijn dan degene die het wiel het eerst uitvonden. En het hergebruiken van informatie kan nooit schadelijk zijn. Of wel?
Doe je niet mee, dan loop je het risico dat studenten gaan naar hogescholen die wel de faciliteiten hebben waaraan ze vanuit het middelbaar onderwijs zijn gewend. En dat studenten kiezen voor een opleidingsinstituut waar men wel inspeelt op de grote vraag uit het bedrijfsleven naar computer-vaardige studenten.

Tom Ammerlaan (HEAO Info, Mei 1997)

ICT IN HET ONDERWIJS: EEN PLAN VAN AANPAK VOOR PROBLEEM GESTUURD ONDERWIJS



Innovatie in het onderwijs vereist investeren. In de huidige context van de negentiger jaren houdt dit in leren wat het IT voor het onderwijs betekend. En bestuderen hoe er probleem-gestuurd kan worden lesgegeven. Dat betekend 60% van de tijd is de student in teams bzig met de stof, waarbij via een logboek de vordereingen worden bijgehouden, en een eindtoets wordt gebruikt om de voortgang te meten.
Om de impact van ICT te bestuderen is een brede opzet nodig: veel staf en afdelingen moeten erin betrokken zijn. Dit kan door middel van opleidingen verstrekken aan docenten, door interne publicaties en door beleidsplannen.
In het ICT plan kan in 5 fasen worden vastgesteld:
1 vaststellen van de gebruikers eisen
2 ontwerpen van een leeromgeving
3 bouw en testen van een protype
4 experimenteer fase
5 evaluatie
Bij het vaststellen van de gebruikerseisen kijkt men naar het leergedrag van de student, en bestudeert hoe ICT de zwakke kanten in de huidige situatie kan verbeteren voor wat betreft de studenten, de pedagogie en wat haalbaar is.
a) Studenten zeggen zelf dat ze beperkte informatie vaardigheden hebben, dat ze het bewaren van vergaarde informatie belanbgrijk vinden (en voooral in combinatie met snel pzoeken wat je al eerder had geleerd), dat er ruimte moet zijn voor individuele leerstijlen en dat er feedback mogelijkheden moeten zijn buiten gewon het cijfer voor hun inspanning.
ICT kan een oplossing bieden. Zo kunnen computer leerprogramma's laten zien hoeveel studenten werken aan hun stof, en welke stof ze al gezien hebben. Studenten leren via een veelzijdig aanbod aan informatie via de computer hoe ze informatie moeten vergaren, filteren, structureren, evalueren en raporteren.
b) Voor wat de pedagogie betreft vinden hogeschool studenten authentieke ervaring heel belagrijk, naast het kunnen afleiden van de benodigde (= de te leren) kennis uit de sociale kontekst. OOk is reflectie op het eifgen leren erg belangrijk.
c) Ervaringen elders geven ook aan wat werkt en wat in de praktijk ook haalbaar is. Zo blijkt dat werken via electronische media een gezamelijke leeromgeving kan scheppen die haar vruchten afwerpt.
De Open Universiteit bouwt zo'n leeromgeving in Polaris. Wat nodig is is dus een platform op gezamelijk informatie in op te zoeken, vragen te stellen en te beantwoorden, elkaar te bekommentariseren en relaties te leggen die nodig zijn voor rapportage. Het liefst moet dit asynchroon zijn zodat studenten eraan kunnen werken wanneer zij willen.
Een mogelijkheid van zo'n virtueel kantoor is Lotus Notes.
Dit vereist dat studenten thuis via de kabel en een geleaste laptop toegang hebben tot hetzelfde bestand. Dit vereist ook een andere instelling van docenten: het coachen van de student is belangrijker. Ook moet binnen de studentengroep een structuur worden gevormd: wie is secrtaris en wie de voorzitter? Data moet beschibaar worden gesteld binnen de PCs (bijv. via Internet of CD ROM).
Een implementatieplan is hiervoor nodig.

HEAO: Arnhem School of Enterpreneurship?



Van 24 tot 26 juni vond in Arnhem en Nijmegen IntEnt 96 plaats. Dit is een jaarlijkse conferentie voor specialisten op het raakvlak zaken en training. De conferentie werd gezamenlijk georganiseerd door de HEAO/HAN, de universiteit Dortmund en de KUN en vond gedeeltelijk in het Musis Sacrum en gedeeltelijk op de KU campus in Nijmegen plaats.
Het doel van de internationale conferentie was het uitwisselen van informatie van onderzoekers op het gebied van ondernemerschap en training, beleidmakers, ondernemers en vertegenwoordigers van trainers in ondernemerschap. Als HEAO medewerker voelde ik mij dan ook verplicht om hieraan deel te nemen, en een paper te geven over het multi-media project van de HEAO.
Een aantal zaken sprongen er voor mij uit. Als aller belangrijkste vond ik de papers die betrekking hadden op buitengewoon dynamische ondernemers. Een onderzoek onder een 10 miljoen bedrijven in Europa naar dat fenomeen toonde aan dat de dynamische ondernemer uit allerlei lagen van het onderwijs komen, uit allerlei lagen van de bevolking, in allerlei branches. Als overgrote kenmerk gave de top 500 van Europa aan dat je over goede communicatieve vaardigheden moet beschikken, en over initiatief en doorzettingsvermogen. Kennis van zaken en training in vaardigheden die op het ondernemerschap betrekking hadden bleken ook erg nuttig. Dit was ook duidelijk uit het betoog van vertegenwoordigers van de Universidad Virtual uit Mexico (een HEAO opleiding die volledig op Internet is te doen, in het Spaans: http://www.sistema.itesm.mx) waaruit bleek dat de trend weg van een 'business school' naar een 'school of entrepreneurship' gewoon de weg van de toekomst is. In plaats van het trainen in vaardigheden en vakken op HEAO manier heeft men op deze scholen een training tot het opleiden naar een ondernemerschap: alle stappen, van idee, prototype, geld, personeel, lokatie, naar bedrijf en bedrijfsvoering wordt met de studenten getraind en doorgenomen. Succes lijkt verzekerd, want in maar liefst 80% van de gevallen heeft de student na deze opleiding een eigen bedrijf. Ook in America worden steeds meer Business Colleges omgevormd naar Colleges of Entrepreneurship, en daar was het percentage van nieuwe bedrijven al 50%. Ook omdat het bedrijfsleven hier meer brood in ziet en het dus sponsort (ook het Mexicaanse instituut, 26 lokaties in 25 steden, met tienduizenden studenten, draait geheel op eigen kracht). Daarnaast worden universiteiten gebruikt en gestimuleerd om ideeen te leveren. Hier vind theoretisch onderzoek plaats waarmee studenten aan de slag gaan om innovatieve ideeen voor bedrijven te ontwikkelen. Vooral in Mexico leek de samenwerking erg nuttig voor alle partners. En de economie van dit land ging er op vooruit, want werklozen werden ondernemers die andere werklozen aan het werk helpen.
Een aantal andere papers die ik gevolgd heb ging over hoe je ondernemerschap nu precies aanleert. Kun je iemand training om dynamisch te zijn, en lijdt dit tot succes. Uit de verhalen bleek dat vooral het scheppen van de randvoorwaarden het succes deed verbeteren. Randvoorwaarden zoals kennis van zaken, van mensen en hun reacties, van wetten en regelingen, en natuurlijk vaardigheden in netwerken, onderhandelen, motiveren enzovoorts, zaken die bijvoorbeeld in case-studies onderwijs worden getraind. Vanuit die voorwaarden komen de beste mensen wel vanzelf naar boven, aldus de sprekers. Het aan de hand vasthouden van studenten en zorgvuldig begeleiden was minder succesvol, want hierdoor kwamen ondernemers in spe wel aan een bedrijfje, maar dat bedrijf leefde nooit langer dan 5 jaar. Interessant gegeven. Zo bleek dat de meest dynamische ondernemers in Engeland zaten, misschien vanwege het verharde economische klimaat daar en de steun die Thatcher het bedrijfsleven gaf. Een spreker uit Afrika gaf duidelijk aan dat dit marktprincipe echter maatschappelijk funest is, omdat nu eenmaal markten floreren op ongelijkheid. De grootste winst kun je halen op een zo ongelijk mogelijke markt (waar iemand bijv. een monopolie positie bezit). Gebruik je dit proces in de maatschappij als vorm van samenwerking dan gaat het mis.
Natuurlijk kwamen ook andere onderwerpen aan bod, maar een mens is maar beperkt in mogelijkheden. Andere collega's hebben weer andere papers gezien, en zullen dan ook wel met andere indrukken komen. Waarschijnlijk komt er wel een verzameling papers uit waarin u meer details zult kunnen lezen. Details daarover zijn verkrijgbaar bij de voorzitster van IntEnt 96, Annemarie Rima. Hieruit zult u misschien ook wel concluderen dat een school van ondernemerschap wellicht een goede toekomst tegemoet gaat in Nederland, in navolging van andere landen, zeker omdat dit vakoverschrijdend en sterk motiverend werkt. En als de HEAO Arnhem hierin voorop gaat (en waarom niet meteen dit meegenomen in de reorganisatie?) dan kan het meteen een groot aandeel van de markt opeisen. Just thinking aloud.

Tom Ammerlaan (HEAO Info, Juni 1996)

TELEMATISEREN VAN HET ONDERWIJS: ANGST


Plato in de Dialogen uitte ernstige bedenkingen tegen het gebruik van het geschreven woord voor onderwijsdoeleinden. Dit zou leiden tot onpersoonlijk onderwijs, en een gebrekkig kontakt tussen student en docent. Pas in de Middeleeuwen werd het boek, wat nu gedrukt werd, veelvuldig gebruikt in het onderwijs. Nu beschikken we al enige tijd over computerondersteund onderwijs. De eerste reakties hierop waren dezelfde als die van Plato, en daarom is men vooral bezig met afwachten. Slechts wanneer het beleid
Informatie technologie wordt zowel in vakgerichte als in het algemeen hoger onderwijs gebruikt (zie het project ITO van de HBO-Raad, SUNCOO van de universiteiten en het HBO-COO Consortium). Diverse redenen zijn hiervoor aanwezig: toenemende concurrent dwingt bedrijven om sneller beter en goedkoper te zijn, om meer werknemers te hebben met betere IT vaardigheden, en de concurrentie strijd tussen opleidingen onderling die hen dwingt steeds visueel aantrekkelijker les te geven.
Naast computer gebruik in het leslokaal vinden er in Nederland diverse projecten plaats met tele-leren. Een van de doelstellingen is om de informatie en communicatie over het onderwijs en het onderwijsbestuur te bevorderen. Dit kan bijvoorbeeld via een eigen 'intranet' of Campus-Wide Information System, via electronische discussielijsten, maar vooral via het verbeteren van toegang tot studentenvoorzieningen als bibliotheek catalogi, tentamenroosters, cijferlijsten en studiefinancierings regelingen. Dit gebruik vereist een visie op informatie en communicatiebehoeften van de instelling. Deze visie is dat de instelling een gemeenschap is waarin studenten en docenten gezamelijk werken, en warin feedback snel gegeven kan worden op voorstellen. Een tweede deel van die visie is dat de student gezien wordt als kennis navigator: niet alles wordt voorgekauwd, en de student kan zijn/haar weg zoeken.
Ook kan een Intranet gebruikt worden om courseware programma's via netwerken permanent aan studenten ter beschikking te stellen zodat ze ook buiten de colleges om kunnen oefenen, en zelfs collegestof te kunnen ophalen. Dit tijd-en-plaats onafhankelijk gebruik van electronische media wordt meestal 'tele-leren' genoemd. Het heeft als voorbeeld dat een grotere differentiatie aan leerwegen mogelijk zijn, en dat er beter om verschillende leersnelheden van studenten kan worden ingespeeld. De Open Universiteit is een van de grootste gebruikers in Nederland van deze vorm van leren (zie Open Dag 4 April as, tel 045 576 2899), maar meer ervaring is opgedaan door de 'Universidad Nacional de Educaci˘n a Distancia' die videoconferencing met schriftelijk onderwijs gebruiken. Berlitz gebruikt de media voor 'English for Business' waarbij televisie, audiocassettes en electronische post worden gecombineerd.
De meeste Hogescholen gebruiken de techniek vooral om regulier onderwijs te ondersteunen. Hulpbronnen (zoals selecties uit het WWW, tekstverwerker en spreadsheet programma's), oefeningen en toetsing wordt electronisch aangeboden. Onderwerpenlijsten van cursussen staan onder andere op EdWeb, World Lecture Hall en de Global Campus. Een voorbeeld van een wereldwijde cursus is 'on line education' door de University of London en LOI cursussen.
Met behulp van informatietechnologie is het mogelijk om onderwijsdoelen te benadrukken, zoals het leren opsporen en bewerken van informatie, het doorzien van structuur, het scheiden van relevante en irrelevante informatie en het oplossen van problemen. De visie hoe de student moet leren blijft belangrijk: de techniek moet niet worden gebruikt om oude fouten weer te maken; in plaats daarvan moet ze de aanleiding zijn om nieuwe didactiek te ontwikkelen.
Een keuze zal door de secties moeten worden gemaakt uit de diverse telematica mogelijkheden. Een mogelijkheid is een electronische werkgroep die samen aan een opdracht werkt, het probleem defineert, bronnen raadpleegt, ra[pportjes daarover uitwisselt en een eindrapport maakt. Een andere mogelijkheid is electronische hoorcelleges, die gevolgd worden door werkgroepen waarin de stof verder wordt uitgewerkt. Deze vorm wordt veel op universiteiten gebruikt om in twee collegezalen tegelijkertijd les te geven.
Tom Ammerlaan (HEAO Info, oktober 1997)

Criteria voor educatieve software


- Het pakket moet passen binnen de lesindeling van de docent (aansluiten op het curriculum, er moeten leslokalen en werkende PCs aanwezig zijn, etc.)
- Het pakket moet in te delen zijn in stukken die per les aangeboden kunnen worden.
- Het pakket hanteert de volgende volgorde: eerst weten - begrijpen - toepassen waarbij vragen en oefeningen op het gehele programma slaan.
- Het pakket is instelbaar op het niveaur: de gewenste graad van beheersing is instelbaar, waarbij vragen over de gegeven instructie van lagere rangorde zijn dan oefeningen. Adaptiviteit dient ingebouwd te zijn, waarbij een instaptoets de leerroute bepaald.
- Het programma moet overeenstemmen met de gestelde doelstelling, en de strategie om de leerstof aan te bieden noet gebruik maken van de multimediale aard van computers.
- Het pakket moet een docentenhandleiding bevatten met daarin mogelijke vormen van gebruik, schriftelijke aanduiding van alle oefeningen, uitwerkingen van alle oefeningen en een index.
- Het pakket moet aansluiten bij de kennis en ervaring van de docent.
- De docent en de lerende moeten controle hebben over de informatie: de informatie oet pas verdwijnen als de lerende dit aangeeft.
- De lerende moet iets kunnen terugzien.
- Er moet een Help functie aanwezig zijn, liefst context onafhankelijk.
- De lerende en de docent moeten kunnen zien wat reeds is gedaan, en een overzicht geven van de scores tot nu toe. Ook is er een plattegrond waarin de strutuur is aangegeven.
- Het pakket bevat vangnet constructies als UNDO knoppen of opslaanmogelijkheden om verlies van informatie tegen te gaan.
- Het pakket moet de docent interesseren door meerwaarde te bieden: meer oefening, meer lesstof, meer variatie in methodes, beter inspelen op niveau verschillen in de klas).

- Het pakket moet de lerende nog meer motiveren, bijv door adaptiviteit, door uitdagende spellen, door passende feedback te geven, door competitie met de computer, door verrassingen.
- Het pakket moet realistisch materiaal bevatten en veel vragen op.
- Het pakket moet realistische oefeningen bieden.
- De leerstof moet in relatie staan tot de doelstellingen, waarbij achtergrond informatie weinig voorkomt.
- De opbouw in de leerstof moet logisch zijn, en aansluiten bij parallel gebruikte schriftelijke methoden.
- De uitleg en informatie moet eenduidig zijn, compleet en qua detail aansluiten op het gewenste niveau.
- De vragen over de stof zijn verdeeld over het programa, en gaan iets verder dan de aangeboden stof.
- De nadruk moet liggen op het antwoord op een vraag in plaats van de techniek om het antwoord in te voeren.
- De antwoorden moeten gecorrigeerd kunnen worden, maar het correcte antwoord wordt opas gegeven na 1 serieuze poging.
- Fout-feedback moet de lerende aanmoedigen, goed-feedback moet nadere informatie geven, warbij beide duidelijk geformuleerd moeten zijn.
- Het pakket moet meer bieden dan alleen een omzetting van materiaal uit een boek naar schijf, maar interactie. De interactie moet de lerende stimuleren om na te denken over de infomatie (leidend tot begrip) of stimuleren de informatie in een nieuwe situatie te gebruiken (toepassen). Interactie moet daarom vaak voorkomen.
- Het pakket is instelbaar voor wat betreft interactie: spelletjes die zeer interactief zijn worden afgewisseld met minder interactieve teksten.
- Het pakket moet de student interesseren.
- De interactie moet iets toevoegen, en niet dezelfde feedback geven die al in de hoofdtekst stat.
- Het pakket heeft verschillende interactievormen: maak keuze, multiple choice, construeer, teken, vul in etc.
- Het pakket heeft een feedback mogelijkheid waarbij de gebruikers hun ervaringen kunnen mededelen aan de makers.

- Het pakket moet betaalbaar zijn.
- De leverancier moet over een demo van het pakket beschikken die ook wordt uitgegeven/uitgeleend aan potentiele kopers.
- Het pakket moet weinig tot geen onderhoud vergen.
- Het pakket moet bugs-free zijn.
- Het pakket moet geschikt zijn om uit te lenen (bijv. licentie om 1 werkkopie te maken voor bibliotheek gebruik).

- Het pakket moet aantrekkelijk uit zien voor studenten: kleuren, plaatjes, knoppenbalk, menu's, met geluid, zonder teveel toeters en bellen. De navigatie moet intuitief gebeuren, waarbij commando's altijd zijn weergegeven.
- Het multimedia gedeelte van het pakket ondersteund het leerdoel.
- Het pakket met snel kunnen draaien zonder teveel oponthoud.
- Het pakket moet eenvoudig zijn te bedienen, een index/zoekfunctie hebben en een handleiding beschikken.
- De teksten moeten compact blijven, en qua font/ vorm goed leesbaar zijn op schermen met lagere resolutie.

Terug naar Tom Ammerlaan of door naar andere pagina's over computer-ondersteuning in het onderwijs.

This page was accessed times since it was last modified December 1999

Copyright © 1999